Hoge Raad biedt academische vrijheid geen arbeidsrechtelijke steun in rug
De Hoge Raad deed uitspraak in een geruchtmakende ontslagzaak, tussen de Rijksuniversiteit Groningen en Susanne Täuber. In cassatie stond centraal of het Hof correct had beoordeeld of causaal verband bestond tussen het ontslag wegens een verstoorde arbeidsverhouding en een kritisch (wetenschappelijk) essay dat Täuber had geschreven over de universiteit. Die publicatie was haar leidinggevenden een doorn in het oog. Het Hof besliste in 2024 dat het ontslag geen inbreuk maakte op de vrijheid van meningsuiting van Täuber. De ophef rond het essay vormde weliswaar een schakel richting het ontslag, maar geen essentiële. Die uitspraak blijft in stand.
Bij de beoordeling of sprake is van causaal verband tussen een door de vrijheid van meningsuiting bestreken uiting en een arbeidsrechtelijke sanctie (zoals ontslag) moet worden gelet op het geheel van relevante gebeurtenissen in hun onderlinge samenhang. Het Hof moet zo worden begrepen, dat de arbeidsovereenkomst ook zonder de kwestie rond het essay wegens een verstoorde arbeidsrelatie zou zijn geëindigd.
De Hoge Raad maakt voorts een principiële keuze. Täuber beriep zich op haar academische vrijheid, maar het Hof had de zaak enkel bekeken in het licht van de vrijheid van meningsuiting. De Hoge Raad beslist dat voor 'academische vrijheid' geen zwaardere norm geldt dan voor 'vrijheid van meningsuiting'. Geen extra steun in de rug dus voor wetenschappers die arbeidsrechtelijk gesanctioneerd worden wegens academisch werk.