Deze zaak gaat over een veelheid aan bijtellingen van de inspecteur die betrekking hebben op prijzen (verrekenprijzen) die jarenlang aan belanghebbende in rekening zijn gebracht voor diverse diensten die door buitenlandse onderdelen van het concern in kwestie zijn verricht (onder meer kosten van factoring). Net als de rechtbank oordeelt het Hof dat deze kosten grotendeels onzakelijk zijn.