Voor niets gaat de zon op: zonnepanelen en de tweewegenleer
Het betrof in deze zaak een vennootschap met een erfpacht op grond alsmede een opstalrecht op het zich daarop bevindende gebouw. Ter uitvoering van verscheidende overeenkomsten zijn ongeveer 400 zonnepanelen geplaatst op het dak van het gebouw. Het gaat om zonnepanelen die in een op het dak gemonteerd frame zijn geklikt. Het hof oordeelde dat in dit geval geen sprake is van een bestanddeel. De zonnepanelen zijn zonder schade van het dak te verwijderen én dienden niet ten dienste van het gebouw waar zij op lagen, maar voor het opwekken van stroom voor de markt. De eigenaar van het gebouw probeerde ook nog via de weg van artikel 5:20 lid 1 sub e Burgerlijk Wetboek (natrekking) in samenhang met artikel 3:3 Burgerlijk Wetboek (indirecte vereniging) te beargumenteren dat de zonnepanelen zijn eigendom waren geworden, maar daar gaat het hof niet in mee. De eigenaar van het gebouw is immers geen eigenaar van de ondergrond door het opstalrecht dat op de grond is gevestigd, hetgeen de natrekking doorbreekt.