Geen immateriële schadevergoeding voor hand weigerende moslima

Geen immateriële schadevergoeding voor hand weigerende moslima

Een kaakchirurg wilde zich voorafgaand aan een behandeling voorstellen en stak zijn hand uit. De patiënte weigerde de hand te schudden, op grond van haar geloof. Vervolgens weigerde de chirurg verdere behandeling, omdat er wat hem betreft een vertrouwensbreuk was ontstaan terwijl de chirurgische ingreep niet urgent was.
De rechter oordeelt dat er door beëindiging van behandeling sprake is van verboden onderscheid op basis van geloofsovertuiging—ook al was dat niet zo bedoeld door de arts—maar voor toekenning van een immateriële schadevergoeding bestaat geen aanleiding.