Verrekening bij bodemverhuurconstructie: aanvaardbare doorbreking gelijkheid schuldeisers
Bij een bodemverhuurconstructie huurt de pandhouder bedrijfsruimte van zijn schuldenaar om zijn stil pandrecht op roerende zaken van de schuldenaar in de bedrijfsruimte te kunnen omzetten naar een vuistpand zonder dat het bodemrecht van de fiscus kan worden tegengeworpen. De verhuur is naar haar aard voor korte tijd, met slechts als doel dat de pandhouder daadwerkelijk zijn recht op verhaal op de verpande zaken kan uitoefenen, en is dan ook slechts bedoeld voor de periode die daarvoor nodig is en kan daarna worden beëindigd.
Gelet op de karakteristieken van deze constructie oordeelt de Hoge Raad dat de mogelijkheid voor de pandhouder om de uit de overeenkomst verschuldigde huur te verrekenen met de openstaande vordering waarvoor het pandrecht door hem is bedongen, geen onaanvaardbare doorbreking is van de gelijkheid van schuldeisers.