Heeft de curator van de moedervennootschap de niet failliete dochters aan een touwtje?
Als dochtervennootschappen van een gefailleerde vennootschap zelf niet in staat van faillissement verkeren, dan geldt het uitgangspunt dat de moedervennootschap—ook al is zij failliet—haar bevoegdheden over de dochters zal moeten uitoefenen door middel van natuurlijke personen die bevoegd zijn om de moeder te vertegenwoordigen. Dit is echter niet meer dan een uitgangspunt, nu dat kan botsen met de belangen van de boedel. In dit artikel staat de vraag centraal in welke mate de curator van een moedervennootschap zeggenschap kan uitoefenen over de niet-gefailleerde dochters. Het zwaartepunt ligt bij de bevoegdheden die aan het aandeelhouderschap verbonden zijn.