Periodieke betalingen: aanvangsmoment verjaringstermijn vordering uit onverschuldigde betaling
De verjaringstermijn van art. 3:309 BW begint te lopen op de dag na die waarop de schuldeiser daadwerkelijk in staat is een rechtsvordering tot terugbetaling in te stellen. Dit kan niet eerder zijn dan op de dag na die waarop de vordering uit onverschuldigde betaling is ontstaan. Dit geldt ook als de schuldeiser al eerder ermee bekend is dat de vordering uit onverschuldigde betaling zal ontstaan en wie de ontvanger van de onverschuldigde betaling zal zijn. Indien periodieke betalingen zonder rechtsgrond worden verricht, ontstaat telkens op het moment van de betaling een afzonderlijke vordering uit onverschuldigde betaling.