Wetsvoorstel vereenvoudiging en modernisering civiel bewijsrecht

Wetsvoorstel vereenvoudiging en modernisering civiel bewijsrecht

Met dit wetsvoorstel wordt voortgebouwd op de procesvernieuwingen die zijn ingevoerd in juli 2019, waarbij het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is gewijzigd (Stb. 2019, 241). Deze procesvernieuwingen bieden de rechter meer ruimte om regie te voeren en verruimen de mogelijkheden op de mondelinge behandeling die het 'hart' van de procedure vormt.
Uitgangspunt is dat de rechter na de mondelinge behandeling uitspraak kan doen. Het voorliggende wetsvoorstel vereenvoudigt de mogelijkheden voor het verzamelen van relevante informatie en bewijsmateriaal en bevat daartoe de volgende uitgangspunten:
- de mogelijkheid voor de rechter om binnen de grenzen van de rechtsstrijd met partijen de feitelijke grondslag van hun vordering, verzoek of verweer te bespreken;
- er komt één verzoek om een of meer voorlopige bewijsverrichtingen in plaats van afzonderlijke verzoeken per voorlopige bewijsverrichting (een voorlopig getuigenverhoor, een voorlopig deskundigenbericht, een voorlopige plaatsopneming of bezichtiging en een vordering tot inzage voorafgaand aan een procedure);
- het inzagerecht (c.q. de exhibitieplicht) wordt aangepast en zo veel mogelijk gelijkgetrokken met de overige bewijsverrichtingen. Voor alle verzoeken om een voorlopige bewijsverrichting gaan dezelfde toe- en afwijzingscriteria gelden, en
- de mogelijkheid om beslag te leggen op bewijsmateriaal wordt vastgelegd in de wet, behoudens zaken die gaan over intellectuele eigendomsrechten.