Bevoegdheid en toepasselijk recht bij Europese handelsgeschillen

Bevoegdheid en toepasselijk recht bij Europese handelsgeschillen

In dit geschil waren twee gedaagden opgeroepen voor de Nederlandse rechtbank door een Cypriotische vennootschap. De gedaagden zouden geld hebben weggesluisd van bankrekeningen van de eiser. De rechtbank achtte zich bevoegd om kennis te nemen van de zaak omdat beide gedaagden woonachtig c.q. gevestigd waren in Nederland. Eiser stelde twee geldvorderingen in.
De rechtbank oordeelt dat één van de vorderingen geen internationaal karakter had: het ging om een betaling door de gedaagde aan een andere Nederlandse rechtspersoon. Alle betrokken bankrekeningen waren Nederlands. Op die vordering is Nederlands recht van toepassing.
De andere vordering had wél een internationaal karakter. Deze vordering was gebaseerd op onrechtmatige daad en de Rome II-verordening is van toepassing. De hoofdregel in deze verordening is dat het recht van het land waar de schade zich heeft voorgedaan toepasselijk is—in casu dat van Cyprus.