Rechtbank blijft internationaal onbevoegd om te oordelen in zaak tussen Stichting Massaschade & Consument en Airbnb

Rechtbank blijft internationaal onbevoegd om te oordelen in zaak tussen Stichting Massaschade & Consument en Airbnb

Dit beroep keert zich tegen een vonnis van 2023 waarin de rechtbank zich internationaal onbevoegd heeft verklaard van de vorderingen van Stichting Massaschade & Consument (SMC) kennis te nemen. In eerste aanleg vorderde SMC de nietigheid van het servicekostenbeding van Airbnb en terugbetaling van die kosten aan consumenten. De rechtbank stelde vast dat geen van de bevoegdheidsgronden van de Brussel I-Bis Verordening van toepassing is. SMC is immers geen consument en geen contractspartij. In hoger beroep blijft dit oordeel in stand. Het hof herhaalt dat de internationale bevoegdheid van openbare orde is en stelt hierbij dat SMC geen consument noch contractspartij bij de Airbnb-overeenkomsten is. Daarom kan zij geen beroep doen op het consumentenforum van art. 18 lid 1. Het hof verwijst hierbij naar jurisprudentie van het HvJEU (o.a. Schrems en Club La Costa). Volgens SMC is de plaats van daadwerkelijke uitvoering niet Ierland, waar het technische beheer van het platform plaatsvindt, maar Nederland, omdat de digitale dienstverlening van Airbnb ten opzichte van de Nederlandse gebruikers, voor wie SMC optreedt, op Nederland is (in)gericht. De Nederlandse gerichtheid leidt er volgens het hof niet toe dat Nederland de plaats van daadwerkelijke uitvoering van de bemiddelende dienst is. Dit argument van SMC gaat dus niet op. Ook het beroep andere bevoegdheidsgronden is voor het hof geen reden om het eerdere oordeel te vernietigen. Het hof bekrachtigt dan ook het vonnis van de rechtbank.