Verbod beroepsuitoefening als bestuurder van een rechtspersoon

Verbod beroepsuitoefening als bestuurder van een rechtspersoon

De Hoge Raad verduidelijkt de bevoegdheid van de strafrechter om een veroordeelde te ontzetten uit het recht bepaalde beroepen uit te oefenen (artikel 28 lid 1 Sr). Deze bevoegdheid bestaat indien een strafbepaling voorziet in de mogelijkheid van die ontzetting, het feit is begaan in de uitoefening van het betreffende beroep en het feit in voldoende verband staat met de uitoefening van dat beroep. De ontzetting van het recht om bepaalde beroepen uit te oefenen kan zich ook uitstrekken tot de beroepsuitoefening als bestuurder van een rechtspersoon.