Aanspraak wachtgelduitkering bij privatiseringsontslag

Aanspraak wachtgelduitkering bij privatiseringsontslag

Partijen procederen inmiddels ruim 24 jaar - in een veelvoud aan procedures - over (de juiste toepassing van) een wachtgeldregeling. In de onderhavige zaak staat de vraag centraal of de schadestaatprocedurerechter het dictum van de rechter in de hoofdprocedure goed heeft uitgelegd.
Volgens de schadestaatprocedurerechter is de aanspraak op wachtgeld ontstaan bij het privatiseringsontslag (1996) en is de uitbetalingsplicht ontstaan bij de beëindiging van de dienstbetrekking (in 2000). De kern daarbij was of werknemer vanaf 1 juni 2000 aanspraak had op een uitkering naar de norm van 70% (omdat de aanspraak eerder was ingegaan) of dat hij aanspraak kon maken op de afbouwregeling (90%/80%/70%).
Volgens de Hoge Raad mocht de rechter het dictum in hoofdprocedure op deze wijze uitleggen. De klachten van de werknemer tegen dubbele verrekening van reeds betaalde vergoedingen slagen.