Met het inschakelen van een onderzoeksbureau heeft werkgever onzorgvuldig gehandeld, temeer nu naast werknemer ook de echtgenote en hun jonge kind gedurende een maand zijn gevolgd. Dit betekent echter nog niet dat werkgever hierdoor ernstig verwijtbaar heeft gehandeld in de zin van artikel 7:681 lid 1c BW. De ‘zeer uitzonderlijke situatie’ doet zich in deze zaak niet voor.
Uit het onderzoeksrapport komt naar voren dat werknemer is gezien in verschillende auto’s, met (zware) autobanden en dat hij op het adres van zijn bedrijf rijdt. Gelet op de bepaling in de arbeidsovereenkomst dat de werkzaamheden voor zijn eigen bedrijf het werk voor werkgever niet mogen hinderen of belemmeren, was het voor werkgever op dat moment een terechte vraag hoe eventuele werkzaamheden tijdens volledige arbeidsongeschiktheid zich verhouden tot het verloop van de re-integratie bij werkgever. De kantonrechter weegt hierbij verder mee dat werkgever voor het onderzoek een erkend en geregistreerd recherchebureau heeft ingeschakeld, dat gehouden is zich aan de geldende wet- en regelgeving te houden en dat door werkgever wordt betwist dat zij opdracht heeft gegeven dat ook de echtgenote en kind van werknemer gevolgd zouden moeten worden.
Werkgever is geen billijke vergoeding verschuldigd.