Zeven weken voordat de OTS verloopt, dient de GI een verzoek tot (actieve) opheffing hiervan in

Zeven weken voordat de OTS verloopt, dient de GI een verzoek tot (actieve) opheffing hiervan in

De kinderrechter stelt vast dat uit het verzoek volgt dat de GI de OTS niet wil verlengen en daarentegen om opheffing verzoekt, terwijl de vader wel een verlenging wil en de duur van de OTS inmiddels bijna is verstreken. De kinderrechter stelt ook vast dat de GI kennelijk geen mededeling heeft gedaan aan de RvdK. De strekking van deze bepaling is dat de RvdK dan zelf kan beoordelen of hij tot het indienen van een verlengingsverzoek zal overgaan. Tijdens de mondelinge behandeling is door de vertegenwoordiger van de GI geen duidelijkheid verschaft over de reden om de RvdK niet in te lichten. Gezien de inhoud en strekking van het verzoek tot opheffing en van voornoemde wettelijke bepaling, tegen de achtergrond van de nog altijd voortdurende ex-partnerproblematiek en het grotendeels ontbreken van contact tussen de kinderen en de vader, valt niet goed uit te leggen dat de GI deze route niet heeft gevolgd. De kinderrechter merkt daarbij ook op dat de feitelijke informatie in de verzoeken van de GI over bijvoorbeeld hulpverlening van de kinderen en het (ontbreken van) contact met vader summier is.