De advocaat van de verdachte vraagt de Hoge Raad de beslissing van het gerechtshof te vernietigen. Hij is onder meer van mening dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. De verdachte heeft met het omklemmen van de nek van het slachtoffer hem onder controle willen houden. De verdachte heeft dan ook nooit een aanmerkelijke kans op het overlijden van het slachtoffer aanvaard hetgeen nodig is voor een bewezenverklaring van doodslag.
In de visie van de AG gaat deze cassatieklacht niet op. Het gerechtshof stelde vast dat de verdachte de nek van het slachtoffer 41 minuten heeft omklemd en hem daarbij naar achteren heeft getrokken. Het hof heeft geoordeeld dat daarmee sprake was van een wurggreep en niet van een controletechniek.